ECLI:NL:CRVB:2021:2020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante, die eerder als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld met pijnklachten en had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv concludeerde echter dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde dat de aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de door appellante ingebrachte medische informatie onvoldoende was om aan te tonen dat haar klachten ernstiger waren dan vastgesteld. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd kon worden, zonder veroordeling in proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor WIA-uitkeringen en de rol van de verzekeringsarts in dit proces. De Raad wees erop dat appellante de mogelijkheid heeft om haar verslechterde gezondheid te melden via een AMBER-claim, indien nodig.