ECLI:NL:CRVB:2021:2034
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die als groepsleidster werkte, had zich op 20 november 2013 ziek gemeld na een verkeersongeval en had later ook psychische klachten gemeld. Na een WIA-aanvraag in 2015, weigerde het Uwv op 12 oktober 2016 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen van het Uwv de relevante informatie hadden meegenomen. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij haar eerdere standpunten herhaalde en stelde dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het medisch oordeel van de verzekeringsartsen te betwijfelen en dat de FML adequaat was vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad weigerde ook het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen, omdat er geen noodzakelijke twijfel aan de medische beoordeling was.