ECLI:NL:CRVB:2021:2071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor matras op grond van medische noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een nieuwe matras door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Appellant, die sinds 1997 bijstand ontvangt, had op 22 februari 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 600,- voor een matras en een kledingkast, onderbouwd met de stelling dat zijn medische situatie extra kosten met zich meebracht. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten voor een matras tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan behoren en dat appellant niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die een uitzondering rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de kosten voor een nieuwe matras noodzakelijk zijn vanwege zijn ziekte van Crohn, die leidt tot extra slijtage van de matras. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er een noodzaak bestond voor de vervanging van de matras ten tijde van de aanvraag. Het advies van de GGD-arts, waar appellant zich op beriep, gaf geen medische indicatie voor de kosten van een nieuwe matras, maar enkel voor extra was- en slijtagekosten van kleding en beddengoed. De Raad concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat de kosten voor de matras geen noodzakelijke kosten zijn in de zin van de Participatiewet.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.