In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich op 9 oktober 2009 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar WIA-uitkering beëindigd per 9 januari 2017, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het deskundigenrapport, dat op 20 november 2020 door psychiater J.K. van der Veer was uitgebracht, blijk gaf van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige concludeerde dat appellante op de datum in geding niet over benutbare mogelijkheden beschikte en dat haar psychische klachten ernstig waren. De Raad oordeelde dat het Uwv de ernst van de medische problematiek van appellante had onderschat en dat de medische grondslag van het bestreden besluit ontoereikend was.
De Centrale Raad van Beroep heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.992,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in dit proces.