ECLI:NL:CRVB:2021:2111

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
18/2609 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Bouwman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 11 april 2018 een uitspraak gedaan in een zaak met nummer 17/6370. Op 12 februari 2021 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft mr. Bouwman op 16 februari 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, het hoger beroep terecht is ingetrokken. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.496,- voor de procedure in beroep en € 748,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.244,- dat het Uwv aan appellante moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021. De Raad heeft de proceskostenveroordeling gebaseerd op de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 augustus 2021
18/2609 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2018, 17/6370 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.A. Bouwman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 februari 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 16 februari 2021 heeft mr. Bouwman namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 februari 2021 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen te zitting) en € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai

CVG