ECLI:NL:CRVB:2021:2118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag door onduidelijke financiële situatie en herkomst van stortingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2019. De appellant had in 2018 een aanvraag voor bijstand ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie, met name over de herkomst van contante stortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van schuiven met geldbedragen tussen rekeningen, en dat de verklaringen van familieleden over leningen niet specifiek genoeg waren om de bijstandsbehoevendheid te onderbouwen.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad stelde vast dat de appellant niet voldoende openheid van zaken had gegeven over de herkomst van de stortingen en bijschrijvingen, en dat de financiële situatie onduidelijk bleef. De appellant had in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat de eerdere afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in financiële zaken bij aanvragen voor bijstand en de noodzaak voor aanvragers om voldoende bewijs te leveren van hun financiële situatie.