ECLI:NL:CRVB:2021:214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/1486 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door de appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat Mr. C.F.M. van den Ekart, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2020. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft hieraan niet voldaan. Hierdoor kon de Centrale Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellante niet in verzuim was geweest. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de beslissing is zonder verdere inhoudelijke behandeling genomen. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.