ECLI:NL:CRVB:2021:2223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was per 13 september 2017 beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante diende op 14 mei 2018 een nieuwe aanvraag in voor een WIA-uitkering, stellende dat haar gezondheid was verslechterd. Het Uwv kende haar opnieuw een WIA-uitkering toe, maar de ex-werkgever maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen sprake was van een toename van de medische beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend waren. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er een medisch objectiveerbare toename van haar klachten was, en dat de psychische klachten niet waren toegenomen in vergelijking met de eerdere beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.