ECLI:NL:CRVB:2021:2318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. W.A. Timmer, advocaat van appellant, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 6 juni 2019. Op 26 november 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 16 december 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op €3.686,-, met een aanvullende vergoeding voor medische informatie van €198,48, wat het totaal op €3.884,48 brengt.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier. De beslissing benadrukt het belang van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een bestuursorgaan aan de bezwaren van een appellant tegemoetkomt.