ECLI:NL:CRVB:2021:2329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/1425 WAJONG. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.A. Rispens, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 maart 2021. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld over een geschil met betrekking tot de Wajong-uitkering van de appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellant kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor was er geen inhoudelijke behandeling van het hoger beroep mogelijk.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de appellant niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroepschrift. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.