Uitspraak
20.2103 PW
OVERWEGINGEN
€ 500,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had niet alle gevraagde bankafschriften overgelegd en had kasstortingen op zijn bankrekening niet gemeld. Dit leidde tot herziening en intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, evenals een terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De Raad oordeelde dat het college terecht de bijstand over de maanden waarin kasstortingen waren gedaan had herzien en dat de appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand over de maanden waarvoor hij geen bankafschriften had overgelegd. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank dat het beroep van de appellant ongegrond was, en dat de intrekking en terugvordering van de bijstand gerechtvaardigd waren. De Raad merkte op dat de appellant niet had gereageerd op verzoeken om zijn gronden nader toe te lichten, wat zijn positie niet versterkte. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting bij het ontvangen van bijstandsuitkeringen.