ECLI:NL:CRVB:2021:2426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek dat ten grondslag lag aan het bestreden besluit voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde dat haar beperkingen per 30 november 2018 waren onderschat. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de beperkingen van appellante juist waren vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.