ECLI:NL:CRVB:2021:2459

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
18/2093 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenvergoeding in hoger beroep na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 februari 2021 aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep moest enkel nog oordelen over de kosten die appellante in verband met het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 4.805,90. Dit bedrag omvat zowel de kosten voor rechtsbijstand als de kosten voor deskundigen. De Raad heeft daarbij de kosten voor de werkzaamheden van psycholoog drs. Van Rijn meegenomen, die door appellante zijn opgevoerd. De totale kostenvergoeding is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De uitspraak is gedaan op 6 oktober 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 oktober 2021
18/2093 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
9 maart 2018, 17/3104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.J.M. de Leest hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Leest. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.C. Puister.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. De deskundige heeft op
29 december 2020 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft bij besluit van 2 februari 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 9 maart 2021 heeft mr. De Leest namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 februari 2021 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.870,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek).
De kostenvergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Voor de werkzaamheden van psycholoog drs. van Rijn heeft appellante om vergoeding van 14 uur op basis van het door Van Rijn gehanteerde uurtarief van € 85,- verzocht. Appellante heeft, in reactie op het verweerschrift van het Uwv, toegelicht dat de in het urenoverzicht van Van Rijn genoemde 2 uur ten behoeve van ‘nagesprek n.a.v. conceptrapportage’ geen administratieve of secretariële werkzaamheden betreffen, maar werkzaamheden die verband houden met de rapportage zelf (tekst en uitleg geven over de rapportage). Deze werkzaamheden kunnen worden meegenomen.
Het volgende bedrag moet door het Uwv worden vergoed: 14 uur x € 85,- = € 1.190,-.
Op grond van artikel 15 van het Bts wordt het bedrag verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Dat is in dit geval een bedrag van € 249,90. De vergoeding voor deskundigenkosten bedraagt in totaal dus € 1.439,90.
De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten, bedraagt alsdan € 4.805,90.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.805,90.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai

TM