ECLI:NL:CRVB:2021:2473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanspraak op studiefinanciering en inkomensondersteuning onder de Wajong
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die een MBO Vakopleiding Commercieel medewerker en later een MBO Vakopleiding Verzorgende IG volgde, had een Wajong-uitkering ontvangen van het Uwv. Het Uwv had vastgesteld dat appellante aanspraak kon maken op studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) in de vorm van een lening. Dit leidde tot een verlaging van haar Wajong-uitkering, omdat zij volgens het Uwv recht had op inkomensondersteuning van 25% van de geldende grondslag, zoals bepaald in de Wajong.
Appellante stelde in hoger beroep dat haar Wajong-uitkering verhoogd moest worden, omdat zij geen recht meer had op een basisbeurs of aanvullende beurs en dat lenen bij de DUO geen optie voor haar was. De Raad overwoog dat de bepalingen in de Wajong niet vereisen dat feitelijk studiefinanciering is ontvangen, maar dat er enkel aanspraak op moet bestaan. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellante in de situatie verkeerde zoals bedoeld in artikel 2:43 van de Wajong, en dat de inkomensondersteuning correct was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde, niet wezenlijk verschilden van die in eerdere procedures en dat deze geen aanleiding gaven voor een ander oordeel. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.