ECLI:NL:CRVB:2021:2503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die sinds 2012 ziek is, heeft een vervolguitkering aangevraagd op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Het Uwv heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellant 43,47% arbeidsongeschikt is. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat zijn beperkingen niet juist zijn ingeschat.
De Raad heeft de argumenten van appellant en de bevindingen van het Uwv zorgvuldig gewogen. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant 80-100% arbeidsongeschikt was, maar na herbeoordeling is geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid is gedaald naar 43,47%. De Raad oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde medische beperkingen. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze conclusie.
Appellant heeft in hoger beroep een arbeidspsychologisch rapport overgelegd, maar de Raad oordeelt dat dit rapport niet relevant is voor de beoordeling op de datum in geding, omdat het de actuele situatie van appellant weergeeft en niet de situatie op 1 november 2018. De Raad bevestigt dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.