ECLI:NL:CRVB:2021:2504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ingangsdatum bijstandsverlening en bewijsvoering aanvraag bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ingangsdatum van de bijstandsverlening aan appellante, die aanvoert dat zij op 28 november 2018 een aanvraag voor bijstand heeft ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had bij besluit van 20 maart 2019 bijstand toegekend met ingang van 21 februari 2019, maar appellante maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum. Het college verklaarde het bezwaar gegrond en wijzigde de ingangsdatum naar 19 februari 2019. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de bijstand vanaf 28 november 2018 had moeten ingaan.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op de door haar genoemde datum contact heeft opgenomen met het college of een aanvraag heeft ingediend. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij appellante ligt en dat er geen bewijs is geleverd voor haar stelling. Het college had alle relevante informatie overgelegd en er waren geen registraties van contacten van appellante met het college in de periode tussen de eerdere contacten in 2014 en 2019. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden.
De uitspraak bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien partijen niet ter zitting waren verschenen. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.