ECLI:NL:CRVB:2021:2526

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
20/941 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering AIO en dringende redenen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante ontving een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet (PW). Het college had op 4 december 2018, na bezwaar gewijzigd op 27 februari 2019, een bedrag van € 9.738,71 aan te veel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.

In hoger beroep voerde appellante aan dat er sprake was van dringende redenen om van de terugvordering af te zien, omdat zij op leeftijd is en met een schuld zal blijven zitten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet slaagde. Dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de PW, zijn alleen van toepassing als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen heeft voor de betrokkene. De Raad concludeerde dat de situatie van appellante geen uitzonderlijke omstandigheden vertoonde die een uitzondering op de terugvordering rechtvaardigden.

De Raad benadrukte dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering en dat appellante als schuldenaar bescherming geniet onder de regels over de beslagvrije voet, zoals vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.941 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2020, 19/2111 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: K.M.P. Jacobs
Griffier: J. Oosterveen
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2021. Namens appellante is verschenen mr. M. el Ahmadi, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante ontving een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW).
2. Bij besluit van 4 december 2018, na bezwaar gewijzigd bij besluit van 27 februari 2019 (bestreden besluit), heeft het college een bedrag van € 9.738,71 aan te veel betaalde AIOaanvulling van appellante teruggevorderd.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien. Zij is op leeftijd en zal de rest van haar leven met een schuld zitten.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet. Dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de PW doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. Wat appellante heeft aangevoerd levert geen dringende redenen op. Hierbij is van betekenis dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering. Appellante heeft bij de invordering als schuldenaar de bescherming van de regels over de beslagvrije voet die zijn neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Oosterveen (getekend) K.M.P. Jacobs