ECLI:NL:CRVB:2021:2526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering AIO en dringende redenen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante ontving een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet (PW). Het college had op 4 december 2018, na bezwaar gewijzigd op 27 februari 2019, een bedrag van € 9.738,71 aan te veel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er sprake was van dringende redenen om van de terugvordering af te zien, omdat zij op leeftijd is en met een schuld zal blijven zitten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet slaagde. Dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de PW, zijn alleen van toepassing als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen heeft voor de betrokkene. De Raad concludeerde dat de situatie van appellante geen uitzonderlijke omstandigheden vertoonde die een uitzondering op de terugvordering rechtvaardigden.
De Raad benadrukte dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering en dat appellante als schuldenaar bescherming geniet onder de regels over de beslagvrije voet, zoals vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.