ECLI:NL:CRVB:2021:254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om WIA-uitkering op basis van toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om een WIA-uitkering. Appellant, die eerder als kok werkzaam was, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten, schouderklachten en astma. Het UWV had in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn verzoek om een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de artsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De artsen hadden overtuigend gemotiveerd dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de psychische klachten, schouderklachten en astma van appellant niet waren toegenomen. De Raad bevestigde dat de hart- en ademhalingsklachten van appellant niet gerelateerd waren aan zijn eerdere klachten en dat deze niet meegenomen konden worden in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
Appellant had in hoger beroep herhaald dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan naar zijn hart- en ademhalingsproblematiek en dat zijn medicijngebruik niet voldoende was meegewogen. De Raad oordeelde echter dat de artsen van het UWV alle relevante informatie hadden meegenomen in hun beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af, zonder veroordeling in de proceskosten.