ECLI:NL:CRVB:2021:2613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld op 20 juli 2015. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had op 4 januari 2019 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat appellant licht mentaal belastend werk kon verrichten. Appellant voerde aan dat hij geen benutbare mogelijkheden had en dat zijn beperkingen waren onderschat, maar de Raad oordeelde dat hij dit niet met medische informatie had onderbouwd. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, en de Raad bevestigde dit oordeel. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.