ECLI:NL:CRVB:2021:2667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-dagloon en eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die eerder werkzaam was als pedagogisch medewerker en later als senior coördinator, had zich ziekgemeld met psychische klachten en ontving een WIA-uitkering. Het Uwv had de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vastgesteld op 18 februari 2016 en het WIA-dagloon op € 115,31, gebaseerd op de referteperiode van 1 februari 2015 tot 1 februari 2016. Appellant was het niet eens met deze vaststellingen en stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering en dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag eerder had moeten worden vastgesteld.
De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische noodzaak was om appellant als medische afzakker aan te merken en dat de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag door het Uwv terecht was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de nog na te betalen uitkering. De proceskosten werden begroot op € 1.870,- en het Uwv diende het griffierecht van € 128,- aan appellant te vergoeden.