ECLI:NL:CRVB:2021:2675

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
18/4969 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaren appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. E.J. Joosten, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 augustus 2018. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 14 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 3 mei 2021 heeft mr. Joosten namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant, die bestonden uit kosten voor rechtsbijstand.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zich op 15 juli 2021 heeft gerefereerd aan het oordeel van de Raad. Gezien de intrekking van het hoger beroep en de tegemoetkoming door het Uwv, heeft de Raad besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De proceskosten zijn begroot op € 2.992,-, bestaande uit kosten voor zowel de behandeling in beroep als in hoger beroep. De Raad heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij de kostenvergoeding aan appellant is toegewezen en het griffierecht rechtstreeks bij het Uwv kan worden verhaald.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht betreft, die de mogelijkheid bieden om proceskosten te vergoeden bij intrekking van het beroep na tegemoetkoming door het bestuursorgaan.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 oktober 2021
18/4969 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
14 augustus 2018, 17/3146 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E.J. Joosten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgehad op 14 januari 2021. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 14 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 3 mei 2021 heeft mr. Joosten namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, bestaande uit kosten voor de aan appellant verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft met een brief van 15 juli 2021 laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 14 april 2021 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor de aan hem verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.496,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus € 2.992,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.992,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ