ECLI:NL:CRVB:2021:2675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaren appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. E.J. Joosten, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 augustus 2018. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 14 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 3 mei 2021 heeft mr. Joosten namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant, die bestonden uit kosten voor rechtsbijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zich op 15 juli 2021 heeft gerefereerd aan het oordeel van de Raad. Gezien de intrekking van het hoger beroep en de tegemoetkoming door het Uwv, heeft de Raad besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De proceskosten zijn begroot op € 2.992,-, bestaande uit kosten voor zowel de behandeling in beroep als in hoger beroep. De Raad heeft de uitspraak openbaar gedaan, waarbij de kostenvergoeding aan appellant is toegewezen en het griffierecht rechtstreeks bij het Uwv kan worden verhaald.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht betreft, die de mogelijkheid bieden om proceskosten te vergoeden bij intrekking van het beroep na tegemoetkoming door het bestuursorgaan.