ECLI:NL:CRVB:2021:2728
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkplan en arbeidsvermogen van appellante in het kader van Wajong
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 2014 een Wajong-uitkering vanwege psychische klachten en een persoonlijkheidsstoornis. Het Uwv had in 2017 vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen had, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit onaantastbaar werd. In 2017 stelde het Uwv een werkplan op voor een WerkFit traject van tien uur verspreid over zes maanden. Appellante ging in beroep tegen dit werkplan, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, omdat het Uwv voldoende rekening had gehouden met haar omstandigheden en belastbaarheid.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante al voldoende had besproken. De Raad bevestigde dat er geen gegevens zijn overgelegd die aantonen dat het WerkFit traject niet van appellante kan worden gevergd. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met L. Winters als griffier.