ECLI:NL:CRVB:2021:2728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
19/463 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake werkplan en arbeidsvermogen van appellante in het kader van Wajong

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 2014 een Wajong-uitkering vanwege psychische klachten en een persoonlijkheidsstoornis. Het Uwv had in 2017 vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen had, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering. Appellante heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit onaantastbaar werd. In 2017 stelde het Uwv een werkplan op voor een WerkFit traject van tien uur verspreid over zes maanden. Appellante ging in beroep tegen dit werkplan, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, omdat het Uwv voldoende rekening had gehouden met haar omstandigheden en belastbaarheid.

In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante al voldoende had besproken. De Raad bevestigde dat er geen gegevens zijn overgelegd die aantonen dat het WerkFit traject niet van appellante kan worden gevergd. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met L. Winters als griffier.

Uitspraak

19/463 Wajong
Datum uitspraak: 3 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2018, 18/1341 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Selçuk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Voor appellante is mr. Selçuk verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1983, heeft in verband met klachten en beperkingen als gevolg van psychische problematiek in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis sinds 8 april 2014 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ontvangen. Zij is niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht, maar ook niet in staat geacht om tenminste 75% van het maatmaninkomen te verdienen omdat er geen geschikte functies konden worden geselecteerd.
1.2.
Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) in werking getreden. Bij brief van 4 april 2017 heeft het Uwv aan appellante een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat zij arbeidsvermogen heeft. Appellante heeft in reactie daarop te kennen gegeven het eens te zijn met deze beoordeling en verwezen naar haar begeleider of arts voor nadere informatie. Het Uwv is uitgegaan van een instemmende reactie van appellante op de voorlopige beoordeling en heeft – zonder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek – bij besluit van 9 mei 2017 vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, als gevolg waarvan de Wajong‑uitkering met ingang van 1 januari 2018 wordt verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan.
1.3.
Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft het Uwv een werkplan vastgesteld, waarin afspraken zijn vastgelegd over het deelnemen aan een WerkFit traject van in totaal tien uur verspreid over zes maanden. Bij besluit van 25 januari 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 oktober 2017 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat appellante geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 9 mei 2017, waarbij is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft, zodat dit besluit rechtens onaantastbaar is. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het betoog van appellante dat het Uwv ten onrechte heeft aangenomen dat zij arbeidsvermogen heeft. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat, uitgaande van het arbeidsvermogen van appellante en in het licht van de grote afstand van appellante tot de arbeidsmarkt, het werkplan een logische vervolgstap is in de richting van daadwerkelijke reintegratie. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat in het werkplan rekening is gehouden met de psychische beperkingen van appellante en dat in deze beperkingen geen aanknopingspunten worden gezien voor het oordeel dat het werkplan en het daarin beschreven WerkFit traject niet van appellante kan worden gevergd of dat het Uwv bij het opstellen van het werkplan onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de omstandigheden en belastbaarheid van appellante. Dit mede in het licht van het geringe aantal uren van in totaal tien, verspreid over een periode van zes maanden, dat is gemoeid met het WerkFit traject.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten en met haar omstandigheden en belastbaarheid.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden volledig en voldoende gemotiveerd besproken. De Raad onderschrijft de overwegingen en het oordeel van de rechtbank. Daar wordt nog aan toegevoegd dat appellante ook in hoger beroep geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat het WerkFit traject voor de duur van tien uur verspreid over een periode van zes maanden niet van haar kan worden gevergd.
4.2.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) L. Winters