ECLI:NL:CRVB:2021:2745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ZW-uitkering en geschiktheid voor de functie printmonteur conventioneel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante met ingang van 10 mei 2017 geen recht meer had op een ZW-uitkering, omdat zij in staat werd geacht de functie van printmonteur conventioneel (SBC-code 111180) te verrichten. Appellante was van mening dat deze functie niet geschikt was, omdat er geen urenbeperking was vastgesteld. De deskundige Van der Veer, benoemd door de rechtbank, had echter geen beperkingen op het aspect urenbelasting aangegeven. De Raad oordeelde dat de rechtbank de deskundige terecht had gevolgd en dat de rapporten van de deskundige geen aanknopingspunten boden voor de stelling van appellante dat er een urenbeperking moest worden aangenomen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, zoals door appellante was verzocht, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.