ECLI:NL:CRVB:2021:2772

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
19/752 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv

Op 10 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/752 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. L.E. Gilden, tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 december 2020, waarbij het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Appellant trok het hoger beroep in, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de Raad en dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

In de uitspraak is verder ingegaan op de proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld wordt in de kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.122,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 november 2021
19/752 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
23 januari 2019, 18/563 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.E. Gilden hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 23 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Per fax van 5 januari 2021 en 13 januari 2021 heeft [naam] , als opvolgend gemachtigde, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, bestaande uit kosten voor de aan appellant verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Het Uwv heeft met een brief van 25 januari 2021 laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskostenvergoeding wordt, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.122,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een reactie, na verzoek daartoe van de Raad).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.122,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021.
(getekend) F. M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai

TM