ECLI:NL:CRVB:2021:2774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. Y. van der Linden, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 2 februari 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 16 april 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het al proceskosten heeft vergoed in de bezwaarfase, en meent dat er geen aanleiding is voor een verdere vergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 10 november 2021 geoordeeld dat het Uwv veroordeeld wordt in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.244,-, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om een extra punt voor de bezwaarfase toe te kennen, aangezien de bezwaren in één bezwaarschrift zijn ingediend en het Uwv hiervoor al een vergoeding heeft gegeven.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2021.