ECLI:NL:CRVB:2021:2799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
21/8 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen CIZ na intrekking van het beroep

Op 11 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/8 WLZ. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2020. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het CIZ, dat op 30 maart 2021 een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen. Op 31 mei 2021 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling van het CIZ. Het CIZ heeft ingestemd met deze veroordeling.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ met de herziene beslissing op bezwaar aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen. Daarom heeft de Raad besloten om CIZ te veroordelen in de proceskosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.244,-, bestaande uit € 1.496,- voor de kosten in beroep en € 748,- voor de kosten in hoger beroep.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 november 2021
21/8 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
18 november 2020, 20/86 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D. Gürses, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft op 30 maart 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 31 mei 2021 heeft mr. Gürses namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht CIZ te veroordelen in de proceskosten.
CIZ heeft te kennen gegeven te kunnen instemmen met een veroordeling in de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat CIZ met de herziene beslissing op bezwaar van 30 maart 2021 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding CIZ te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep en € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt CIZ in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude