ECLI:NL:CRVB:2021:2844

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
19/2476 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2019. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Tijdens de procedure is appellant op [datum van overlijden] 2021 overleden, wat leidde tot de vraag of het hoger beroep kon worden voortgezet. De Svb had een verweerschrift ingediend en was vertegenwoordigd door mr. J.A.H. Koning tijdens de zitting op 13 november 2020. Na het overlijden van appellant hebben zijn naaste bloedverwanten de nalatenschap verworpen, waardoor er geen erfgenamen waren die het geding konden voortzetten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het processuele belang bij het hoger beroep was komen te vervallen, en heeft het hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

19/2476 AOW
Datum uitspraak: 18 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
25 april 2019, 18/4607 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2020. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.H. Koning. Als getuige is gehoord [naam partner ] , partner van appellant, woonachtig te [woonplaats] .
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Met een besluit van 22 januari 2021 heeft de Svb een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 april 2021 heeft de Svb bericht dat appellant op [datum van overlijden] 2021 is overleden.
Bij brieven door de Raad ontvangen op 29 juni 2021 en 5 juli 2021 hebben [naam 1] en mw. [naam 2] , naaste bloedverwanten van appellant, medegedeeld dat zij de nalatenschap hebben verworpen.
Bij telefonisch contact op 30 juli 2021 heeft [naam 3] , naaste bloedverwante van appellant, medegedeeld dat zij de nalatenschap heeft verworpen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is in de Staatscourant van 20 september 2021, 2021/41219, voortzetting van de behandeling van de zaak op de zitting van 7 oktober 2021 aangekondigd.
Van de zijde van de erfgenamen van appellant is niemand ter zitting verschenen. De Svb heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is op [datum van overlijden] 2021 overleden. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding komen te vervallen.
2. Uit de onder het procesverloop vermelde brieven blijkt dat de nalatenschap van appellant door de naaste bloedverwanten is verworpen. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Uit het voorgaande volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is te komen ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R. van Doorn