ECLI:NL:CRVB:2021:2880

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
19/2623 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/2623 ZW. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Bal, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2019. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen, wat leidde tot de intrekking van het hoger beroep op 3 mei 2021. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv geen verweerschrift indiende en het onderzoek ter zitting achterwege bleef.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoet is gekomen. De Raad concludeerde dat er geen bezwaarkosten waren die vergoed moesten worden, maar dat het Uwv wel veroordeeld moest worden in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 2.244,-, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de Raad heeft de proceskostenveroordeling aan het Uwv opgelegd. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 november 2021
19/2623 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
25 april 2019, 18/6264 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Bal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 10 maart 2021 is het Uwv geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Per fax van 3 mei 2021 heeft mr. Bal namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft niet gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de brief van
10 maart 2021 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Van te vergoeden bezwaarkosten is de Raad niet gebleken. De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullen) hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus € 2.244,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai

TM