ECLI:NL:CRVB:2021:2881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.L.M. Vreeswijk, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van het hoger beroep, dat is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2018. Op 15 februari 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante heeft gereageerd door het hoger beroep in te trekken. In de e-mail van 11 mei 2021 heeft mr. Vreeswijk verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv geen bezwaar heeft gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, is het hoger beroep ingetrokken.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase heeft vergoed, en moet nu alleen oordelen over de kosten die in het hoger beroep zijn gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 748,-, wat is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten, en appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2021.