ECLI:NL:CRVB:2021:2883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/1826 WIA. De procedure betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 134,- tijdig te betalen. In een brief van 24 juni 2021 werd zij geïnformeerd dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering op 25 juli 2021, waarin opnieuw werd gewezen op de betalingsverplichting, is het griffierecht niet betaald.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de brief van 25 juli 2021 retour is ontvangen met de mededeling “niet afgehaald” en dat een tweede poging om de appellante te bereiken op 17 augustus 2021 ook niet succesvol was. De Raad heeft vervolgens via de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) geprobeerd het nieuwe adres van appellante te achterhalen, maar ook de daaropvolgende communicatie leidde niet tot betaling van het griffierecht.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat appellante niet in verzuim is geweest. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2021.