ECLI:NL:CRVB:2021:2918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante had op 18 oktober 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de conclusie dat zij na haar achttiende verjaardag meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde appellante dat de verzekeringsartsen onvoldoende beperkingen hadden aangenomen en bracht zij medische informatie in. Het Uwv voerde aan dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden.
De Raad heeft de medische situatie van appellante onderzocht en een onafhankelijke deskundige benoemd. Deze deskundige concludeerde dat er geen medische grondslag was voor het stellen van meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 november 2019 was vastgelegd. De Raad oordeelde dat de deskundige overtuigend had gerapporteerd en dat de door appellante ingebrachte informatie van haar behandelend reumatoloog niet leidde tot andere conclusies. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend waren, met uitzondering van de functie van allround medewerker car, waar de belastbaarheid van appellante zou worden overschreden.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van het Uwv, maar verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit van 7 februari 2020 ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.488,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 november 2021.