Uitspraak
21.2316 ANW
OVERWEGINGEN
19 mei 2020 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat geen sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking van een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het huwelijk van appellant. Appellant ontving sinds 1 mei 2018 een nabestaandenuitkering, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze per 1 oktober 2018 ingetrokken, nadat bleek dat appellant op 26 september 2018 in Marokko was gehuwd. De Svb verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze intrekking ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
In hoger beroep betwistte appellant de intrekking van de uitkering, stellende dat niet aan alle voorwaarden van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de ANW was voldaan. Hij voerde aan dat er geen gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorgplicht was met zijn echtgenote, en dat het niet redelijk was om de uitkering enkel op basis van het huwelijk in te trekken. De Raad overwoog echter dat de wetgeving duidelijk is: de nabestaandenuitkering eindigt automatisch bij het huwelijk, ongeacht de omstandigheden van de gezamenlijke huishouding.
De Raad bevestigde dat de Svb op grond van artikel 34 van de ANW verplicht was de uitkering in te trekken, en dat er geen dringende redenen waren om van herziening met terugwerkende kracht af te zien. Appellant had zijn huwelijk niet tijdig gemeld, wat in strijd was met zijn mededelingsverplichting. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.