ECLI:NL:CRVB:2021:2985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na arbeidsongeschiktheid en de rol van medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op ziekengeld. Appellante, die eerder als cateringmedewerkster werkte, had zich ziek gemeld met spanningsklachten en klachten van haar linkervoet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij per 28 maart 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Appellante had geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze beslissing.
Na een nieuwe ziekmelding in juli 2018 en een daaropvolgend medisch onderzoek, concludeerde het Uwv dat appellante geschikt was voor verschillende functies, wat leidde tot een besluit dat zij per 18 juli 2019 geen recht meer had op ziekengeld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag bevestigde deze beslissing in januari 2021, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd. Appellante had haar standpunt dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten, niet onderbouwd met medische gegevens. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde, zonder veroordeling in proceskosten.