ECLI:NL:CRVB:2021:3003

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
20/1348 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 februari 2020. Echter, op 8 januari 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Vervolgens heeft de appellant op 27 januari 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar en hoger beroep.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoet is gekomen. Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de beroepsfase inmiddels heeft vergoed, was de Raad enkel nog bevoegd om te oordelen over de kosten die in bezwaar en hoger beroep zijn gemaakt.

De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten in bezwaar en hoger beroep in totaal € 3.291,60 bedragen, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundigen. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

20 1348 WIA

Datum uitspraak: 1 december 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 februari 2020, 19/1126 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 8 januari 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 27 januari 2021 heeft [naam] namens appellant het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten in bezwaar en hoger beroep.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 januari 2021 aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de beroepsfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in bezwaar en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.068,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 534,- per punt) en € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift met een waarde van € 748,-) voor verleende rechtsbijstand. Ook de kosten die appellant heeft moeten maken voor een deskundige komen voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten bedragen € 1.475,60 (inclusief omzetbelasting). Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten bedraagt daarmee € 3.291,60.
Voor vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.291,60.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.C.G. van Dijk