ECLI:NL:CRVB:2021:3045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/4588 WAO. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Vis, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2019. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 7 mei 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop de appellant op 25 mei 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift in de kosten kan worden veroordeeld wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van de appellant tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het beroep rechtvaardigde.
De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 1.496,- voor de procedure in beroep en € 748,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.244,-. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2021.