ECLI:NL:CRVB:2021:3084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van onvoldoende medische onderbouwing en het ontbreken van verdergaande beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een WIA-uitkering had aangevraagd. De appellant, woonachtig in Duitsland, had zich ziekgemeld met rugklachten en had eerder een WGA-uitkering aangevraagd, die was geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na een nieuwe aanvraag in Duitsland, die door het Uwv werd behandeld, werd opnieuw een WIA-uitkering geweigerd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat er geen medisch objectiveerbare gegevens zijn die verdergaande beperkingen rechtvaardigen. De rapporten van de Duitse medische specialisten ondersteunen de conclusie dat de appellant niet meer dan de toegewezen beperkingen heeft. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat de informatie van de huisarts van de appellant niet voldoende is om aan de beoordeling van het Uwv te twijfelen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.