Uitspraak
20.2979 WIA
14 juli 2020, 18/8196 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv zijn gehoorklachten had onderschat en dat de medische beoordeling niet correct was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de gehoorklachten van appellant in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant, ondanks zijn gehoorklachten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd.