ECLI:NL:CRVB:2021:309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging Ziektewet-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens schending van redelijke termijn
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had de Ziektewet-uitkering van appellante beëindigd op basis van de conclusie dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 januari 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek heropend en deskundigenadvies ingewonnen. De deskundige kwam tot de conclusie dat appellante meer beperkingen had dan in de FML was vastgelegd, wat leidde tot de conclusie dat de beëindiging van de uitkering onterecht was. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het besluit van het Uwv herroepen. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale proceskosten zijn ook ten laste van het Uwv en de Staat gebracht.