Uitspraak
21.804 WIA
OVERWEGINGEN
.Het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 15 oktober 2018 ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 2014 uitgevallen is wegens psychische klachten, heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van zijn conclusie. De Raad onderschrijft deze conclusie en oordeelt dat de beroepsgronden van appellant niet slagen. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt ondersteunen dat zijn beperkingen op de datum in geding (30 april 2018) zijn onderschat. De Raad bevestigt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de beoordeling ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 75,93%. De Raad heeft in zijn overwegingen ook gewezen op de vaste rechtspraak met betrekking tot de reductiefactor binnen één SBC-code, en heeft bevestigd dat het beleid van het Uwv in dit opzicht niet in strijd is met de wet. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om nieuwe en relevante medische gegevens te overleggen in hoger beroep.