ECLI:NL:CRVB:2021:3126

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
17/5950 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel inzake WIA en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.M. Carabain-Klomp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 juli 2017. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het onderzoek ter zitting vond plaats op 14 maart 2018, waarbij appellant aanwezig was met zijn advocaat en het Uwv vertegenwoordigd werd door drs. H. ten Brinke. Tijdens de procedure heeft de Raad deskundigen ingeschakeld, waaronder verzekeringsarts J.M. Fokke en L. Greveling-Fockens, om rapporten op te stellen over de medische situatie van appellant. Na verschillende rapportages en een nieuwe beslissing op bezwaar van het Uwv op 23 maart 2021, heeft appellant zijn hoger beroep op 20 april 2021 ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De proceskosten zijn begroot op € 11.579,16, inclusief kosten voor deskundigen en reiskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 december 2021.

Uitspraak

17.5950 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 juli 2017, 15/881+15/882 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 9 december 2021
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.M. Carabain-Klomp hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Carabain-Klomp. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om appellant in de gelegenheid te stellen een deskundige in te schakelen. Verzekeringsarts J.M. Fokke heeft op 3 juli 2018 een rapport uitgebracht. Het Uwv heeft een reactie op dit rapport gegeven. Vervolgens heeft de Raad verzekeringsarts L. Greveling-Fockens als deskundige benoemd. Greveling-Fockens heeft op 31 oktober 2019 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 12 december 2019 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het Uwv niet volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen en heeft een rapport van verzekeringsarts R.A. Hollander ingebracht.
De Raad heeft Greveling-Fockens opnieuw bevraagd. Greveling-Fockens heeft op 14 april 2020 een rapport uitgebracht.
Beide partijen hebben gereageerd.
Het Uwv heeft op 23 maart 2021 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Appellant heeft bij brief van 20 april 2021 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft aangegeven geen nader verweer te voeren.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 maart 2021 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht(Bpb), begroot op € 1.870,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek) en € 2.618,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek en 2 keer 0,5 punt voor nadere reacties).
Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschakelen van de deskundigen komt (gedeeltelijk) voor toewijzing in aanmerking. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, wordt daarbij uitgegaan van uurtarieven van € 116,09 vóór 1 september 2016, € 122,63 in 2018 en € 126,47 in 2019. Uit de door gemachtigde van appellant overgelegde urenspecificaties blijkt dat, mede gelet op artikel 9 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, de werkzaamheden voor 1 september 2016 39 uur in beslag hebben genomen, zodat de vergoeding € 4.527,51 (exclusief 21 % BTW) bedraagt. De werkzaamheden in 2018 hebben 8 uur in beslag genomen, zodat de vergoeding € 981,04 (exclusief 21 % BTW) bedraagt. De werkzaamheden in 2019 hebben 4,5 uur in beslag genomen, zodat de vergoeding € 569,12 (exclusief 21 % BTW) is. Inclusief BTW is de vergoeding voor de geraadpleegde deskundigen € 7.027,28. Daarnaast komen de in beroep en hoger beroep gemaakte reiskosten van in totaal € 33,88 voor vergoeding in aanmerking.
In totaal gaat het om een bedrag van € 11.549,16.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 11.579,16.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2021.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) R. van der Heide