ECLI:NL:CRVB:2021:3149

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
21/1661 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 december 2021 uitspraak gedaan. Appellante stelde dat haar lichamelijke en psychische klachten niet goed waren ingeschat en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. Ze voerde aan dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren voor haar medische situatie. Echter, de Raad oordeelde dat appellante haar stellingen niet voldoende had onderbouwd en dat er geen reden was om te twijfelen aan het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd. De rechtbank had de beroepsgronden van appellante afdoende besproken en de Raad onderschreef deze overwegingen volledig. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en de beslissing van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.1661 WIA-PV

Datum uitspraak: 2 december 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2021, 20/2788 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: C.G. van Straalen
Ter zitting zijn verschenen: namens appellante mr. E.B. Jobse, advocaat. Het Uwv heeft zich door middel van beeldbellen laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het Uwv heeft bij besluit van 26 september 2019, gehandhaafd bij besluit van 15 april 2020 (bestreden besluit), geweigerd aan appellante met ingang van 9 oktober 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toe te kennen omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van de gronden die zij in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. Appellante heeft aangevoerd dat de uit haar lichamelijke en psychische klachten voortvloeiende beperkingen zijn onderschat, dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft en volledig arbeidsongeschikt is. Appellante heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd. Zij heeft de Raad verzocht daartoe alsnog over te gaan. Appellante heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de geselecteerde functies vanwege haar medische beperkingen niet geschikt zijn voor haar. Appellante heeft deze stellingen niet nader onderbouwd en heeft in hoger beroep, net als in beroep, geen medische stukken overgelegd die haar stellingen kunnen ondersteunen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het Uwv heeft rekening gehouden met de informatie van de behandelaars van appellante. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante afdoende besproken en met juistheid geoordeeld dat de desbetreffende gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven. Er is geen reden om een deskundige in te schakelen. Met de enkele verwijzing naar de medische stukken die al in het dossier aanwezig waren, is niet alsnog twijfel ontstaan aan de conclusie van de verzekeringsartsen van het Uwv dat met de Functionele Mogelijkhedenlijst van 2 september 2019 voldoende rekening is gehouden met de bij appellante bestaande beperkingen voor het verrichten van arbeid.
3. Het hoger beroep slaagt niet.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 2 december 2021
De griffier De voorzitter
(getekend) C.G. van Straalen (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen