ECLI:NL:CRVB:2021:3173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1989 als productiemedewerker werkte, had zich in 2016 ziek gemeld met psychische en rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 2 oktober 2018 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten en voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld. De verzekeringsartsen hadden voldoende rekening gehouden met de rugklachten en de psychische klachten van appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De geselecteerde functies werden als passend beoordeeld, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.