Uitspraak
19.4301 PW
OVERWEGINGEN
17 mei 2018. Appellant heeft verder op 19 april 2018, tijdens een gesprek met een medewerker handhaving van Orionis Walcheren (handhaver), verklaard dat hij vanaf 17 april 2018 bij zijn nicht op adres Z verblijft, dat de nicht momenteel een gevangenisstraf uitzit maar over een week of twee vrij komt en dat appellant met de bewindvoerder van de nicht heeft afgesproken dat hij er maximaal zes weken zal verblijven. Appellant heeft ook verklaard dat in de woning al spullen liggen die van hem zijn zoals een PlayStation, kleren en vuile was en dat zijn hond ook al in de woning zit. Tijdens het na afloop van het gesprek van 19 april 2018 afgelegde huisbezoek op adres Z zijn persoonlijke spullen van appellant in de woning aangetroffen. De bevindingen van de handhaver staan in een rapport van 19 april 2018.
28 mei 2018 ingetrokken. Het dagelijks bestuur heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellant de inlichtingenplicht heeft geschonden. Hij woont niet meer op adres Z en hij heeft geen ander adres doorgegeven. Het recht op bijstand kan niet worden vastgesteld vanwege een onduidelijke woonsituatie.
20 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9432).