In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellante, die sinds 1 november 2006 pensioen ontving op grond van de Algemene Ouderdomswet, aangevuld met een AIO-aanvulling. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van deze AIO-aanvulling na anonieme meldingen dat appellante onroerend goed in Turkije bezat. Uit het onderzoek bleek dat appellante inderdaad twee woningen en een stuk bouwgrond in Turkije had, met een geschatte waarde van minimaal € 400.000,-. Op basis van deze bevindingen heeft de Svb de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 20.762,92 teruggevorderd.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Svb onterecht gebruik heeft gemaakt van de voornaam van haar vader bij het onderzoek, wat volgens haar in strijd zou zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb bevoegd was om deze gegevens te gebruiken in het kader van haar wettelijke taken. De Raad concludeert dat de Svb de gegevens over de burgerlijke staat van appellante aan de Svb moest verstrekken en dat de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig was, omdat deze noodzakelijk was voor de uitvoering van een taak van algemeen belang. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de Svb en de colleges van burgemeester en wethouders in het verstrekken van gegevens en de wettelijke grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van sociale zekerheidswetgeving. De Raad heeft geen strijd met de AVG vastgesteld en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.