ECLI:NL:CRVB:2021:3286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
20/4288 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschrift tegen terugvordering door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift dat door de appellant was ingediend tegen een besluit van 5 augustus 2019, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Zwolle een bedrag van € 6.102,02 van de appellant heeft teruggevorderd. De appellant betwistte dat er afhaalberichten waren achtergelaten, maar de Centrale Raad oordeelde dat het college het besluit op regelmatige wijze had verzonden naar het juiste adres.

De Raad heeft vastgesteld dat de brief op 6 en 7 augustus 2019 niet kon worden bezorgd en dat deze vervolgens naar een PostNL-locatie is gestuurd. De verzendadministratie toonde aan dat de brief op 8 augustus 2019 was overgedragen aan de afhaallocatie, maar niet was afgehaald. Uiteindelijk is de brief op 24 augustus 2019 retour gezonden aan het college. De Raad concludeerde dat de postbezorger waarschijnlijk een afhaalbericht heeft achtergelaten, en dat de appellant geen feiten heeft aangedragen die de regelmatigheid van de verzending in twijfel trekken.

De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

20.4288 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 december 2020, 20/601 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak: 21 december 2021
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: J.E. Mink
Partijen zijn niet verschenen ter zitting.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de niet-ontvankelijkverklaring van een door appellant ingediend bezwaarschrift tegen een besluit van 5 augustus 2019, waarbij het college een bedrag van € 6.102,02 mede van appellant heeft teruggevorderd.
Niet in geschil is dat het college het besluit van 5 augustus 2019 aangetekend heeft verstuurd naar het juiste adres. Indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst daarvan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Zie bijvoorbeeld de uitspraak
25 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4046.
Appellant betwist dat een afhaalbericht is achtergelaten. Dit betekent dat moet worden onderzocht of het besluit van 5 augustus 2019 op regelmatige wijze is aangeboden op het adres van appellant.
Uit de door het college overgelegde enveloppe en de daarbij behorende verzendstatusinformatie blijkt dat het de postbezorger op 6 augustus 2019 en op
7 augustus 2019 niet lukte de brief op het adres van appellant te bezorgen. De brief is daarna naar een PostNL-locatie gegaan. Ook blijkt uit het overzicht dat de brief op 8 augustus 2019 is overgedragen aan de afhaallocatie, dat de brief daar niet is afgehaald en dat de brief daarna op 24 augustus 2019 retour is bezorgd aan het college.
Gelet hierop is aannemelijk dat de postbesteller bij zijn pogingen tot aanbieding een afhaalbericht op het adres van appellant heeft achtergelaten. Vergelijk de uitspraak van 20 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU9183. Appellant heeft geen feiten aannemelijk gemaakt op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat afhaalberichten zijn achtergelaten. De omstandigheid dat, zoals appellant aanvoert, in de uitspraak van 20 december 2011 sprake was van een aantekening op de enveloppe dat bij de poging tot aanbieding van het poststuk op het betreffende adres sprake was van “geen gehoor”, leidt niet tot een ander oordeel. In het geval van appellant blijkt uit de verzendadministratie dat tot twee keer toe tevergeefs is geprobeerd het besluit van 5 augustus 2019 op zijn adres aan te bieden.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.E. Mink (getekend) P.W. van Straalen