ECLI:NL:CRVB:2021:3341

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
17/4243 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na toekenning IVA-uitkering door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Heek, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 24 april 2020 een IVA-uitkering toegekend aan appellante, met terugwerkende kracht vanaf 22 juni 2016. Op 18 december 2020 heeft mr. P. Caris, als opvolgend gemachtigde, het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv volledig aan de verzoeken van appellante was tegemoetgekomen. Tevens is verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld. Volgens artikel 8:75a van de Awb kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.

De Raad heeft de kosten voor rechtsbijstand en deskundigenkosten in deze zaak berekend. De totale kosten voor rechtsbijstand bedragen € 3.846,- en de kosten voor deskundigenonderzoeken komen uit op € 7.604,45. De totale proceskostenveroordeling bedraagt dus € 11.450,45. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 december 2021
17/4243 WIA en 17/4244 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
11 mei 2017, 16/3504 en 16/3507 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Heek hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft bij gewijzigd besluit op bezwaar van 24 april 2020 aan appellante een IVA-uitkering toegekend met ingang van 22 juni 2016.
Bij brief van 18 december 2020 heeft mr. P. Caris, als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het besluit van
24 april 2020 volledig aan appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de verleende rechtsbijstand begroot op in bezwaar € 1.602,- (2 punten voor het indienen van de bezwaarschriften en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting), in beroep € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en in hoger beroep € 748,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de vergoeding voor de aan appellante verleende rechtsbijstand dus € 3.846,-.
Het verzoek om vergoeding van de kosten van de door de gemachtigde van appellante overgelegde deskundigenonderzoeken van J.L.M. Schoutrop, psychiater, M.J. Angenent-Vogt, psycholoog en E.C. van der Eijk, verzekeringsarts, komt gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De in de overgelegde facturen opgenomen uren en kosten voor secretariële ondersteuning komen niet voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor deskundigenkosten bedraagt € 2.415 (Schoutrop) + € 1.100 (Angenent-Vogt) + € 2.769,67 (Van der Eijk) = € 6.284,67. Inclusief 21% BTW is dat € 7.604, 45.
De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten, bedraagt alsdan € 11.450, 45.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 11.450,45.
Deze uitspraak is gedaan door F.M Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ