Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
13 april 2021 volledig aan appellante is tegemoetgekomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van 31 augustus 2018, waarin de rechtbank besliste op de bezwaren van appellante tegen een besluit van het Uwv. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 13 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv volledig aan de wensen van appellante tegemoetkwam. Dit leidde ertoe dat appellante op 1 juni 2021, via haar opvolgend gemachtigde mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans, het hoger beroep heeft ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de mogelijkheid onderzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, zoals bepaald in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De totale kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 5.022,-, bestaande uit verschillende posten voor de verleende rechtsbijstand in de verschillende fasen van de procedure.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan door F.M. Rijnbeek en in aanwezigheid van griffier H. Alajai, vond plaats op 22 december 2021. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot het genoemde bedrag van € 5.022,-.