ECLI:NL:CRVB:2021:3342

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
18/5291 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door het Uwv met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van 31 augustus 2018, waarin de rechtbank besliste op de bezwaren van appellante tegen een besluit van het Uwv. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 13 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv volledig aan de wensen van appellante tegemoetkwam. Dit leidde ertoe dat appellante op 1 juni 2021, via haar opvolgend gemachtigde mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans, het hoger beroep heeft ingetrokken.

De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de mogelijkheid onderzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, zoals bepaald in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De totale kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 5.022,-, bestaande uit verschillende posten voor de verleende rechtsbijstand in de verschillende fasen van de procedure.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan door F.M. Rijnbeek en in aanwezigheid van griffier H. Alajai, vond plaats op 22 december 2021. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot het genoemde bedrag van € 5.022,-.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 december 2021
18/5291, 18/5292, 19/1009 en 21/691 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
31 augustus 2018, 17/133 en 18/1602 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.T.F. van Berkel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgehad op 12 november 2020. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 13 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij fax van 1 juni 2021 heeft mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans, als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het besluit van
13 april 2021 volledig aan appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de verleende rechtsbijstand begroot op in bezwaar € 534,- (1 punten voor het indienen van een (aanvullend) bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 13 juni 2016), in beroep € 2.244,- (2 punten voor het indienen van de (aanvullende) beroepschriften, waaronder het rechtstreeks beroep tegen het primaire besluit van 6 oktober 2017), en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en in hoger beroep € 2.244,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor de schriftelijke zienwijzen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de vergoeding voor de aan appellante verleende rechtsbijstand dus € 5.022,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 5.022,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ