ECLI:NL:CRVB:2021:3357

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
19/4473 WMO15-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in het kader van WMO 2015

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2017, waarin het beroep van verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer ongegrond werd verklaard. Het college had eerder een aanvraag voor een elektrische rolstoel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 afgewezen. Tijdens de zitting bij de Raad op 2 oktober 2019 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin hij vroeg om schorsing van het bestreden besluit en om per direct een nieuwe elektrische rolstoel te ontvangen. Dit verzoek werd echter op 25 november 2019 ingetrokken, omdat de Raad op 13 november 2019 uitspraak had gedaan in het hoger beroep, waarbij de eerdere uitspraak werd vernietigd en het college werd verplicht om een elektrische rolstoel te verstrekken.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van een tegemoetkoming door het college in de zin van artikel 8:75a, lid 1, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon het verzoek om een proceskostenveroordeling niet worden toegewezen. De Raad heeft de zaak gesloten zonder een zitting te houden, op basis van artikel 8:57 van de Awb, en heeft de beslissing op 22 december 2021 openbaar uitgesproken. De Raad heeft het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker afgewezen.

Uitspraak

19.4473 WMO15-VV

Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2017, 17/5905 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
Datum uitspraak: 22 december 2021
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft [naam] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2017, 17/5905. Het onderzoek ter zitting bij de Raad heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2019. Vervolgens heeft [naam] namens verzoeker op 21 oktober 2019 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Raad.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Bij brief van 25 november 2019 heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten. Hiertoe heeft verzoeker een ingevuld proceskostenformulier ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend inzake het verzoek om veroordeling in de proceskosten.
Vervolgens heeft verzoeker nog nadere stukken ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb kan in geval van intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb worden veroordeeld.
1.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoeker tegen het besluit van het college van 26 juli 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij dit besluit heeft het college onder meer het besluit van 7 maart 2017, waarbij de aanvraag voor een elektrische rolstoel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 was afgewezen, gehandhaafd.
2.1
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Het onderzoek ter zitting heeft op 2 oktober 2019 plaatsgevonden.
2.2.
Verzoeker heeft op 21 oktober 2019 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarbij hij de voorzieningenrechter van de Raad heeft verzocht om het bestreden besluit te schorsen en/of als voorlopige voorziening te bepalen dat verzoeker per direct in het bezit dient te worden gesteld van een nieuwe elektrische rolstoel op verbeurte van een dwangsom indien het college hiermee in gebreke blijft. Hierbij heeft hij erop gewezen dat het college tijdens de zitting bij de Raad de toezegging heeft gedaan dat alsnog en zo spoedig mogelijk een nieuwe elektrische rolstoel aan verzoeker zal worden verstrekt.
2.3.Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening vervolgens ingetrokken op 25 november 2019, omdat de Raad op 13 november 2019 uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep (ECLI:NL:CRVB:2019:3669) en daarmee, aldus verzoeker, het geschil in de hoofdzaak tot een definitief einde is gekomen. Bij deze uitspraak heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze ziet op de elektrische rolstoel en in zoverre ook het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 7 februari (lees: maart) 2017 herroepen en bepaald dat aan verzoeker een maatwerkvoorziening in de vorm van een elektrische rolstoel wordt verstrekt, met bepalingen over vergoeding van proceskosten en griffierecht.
3. Van een tegemoetkoming door het college in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is onder deze omstandigheden geen sprake.
4. Het verzoek om een proceskostenveroordeling dient dan ook te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) D. Al-Zubaidi