ECLI:NL:CRVB:2021:3357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in het kader van WMO 2015
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2017, waarin het beroep van verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer ongegrond werd verklaard. Het college had eerder een aanvraag voor een elektrische rolstoel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 afgewezen. Tijdens de zitting bij de Raad op 2 oktober 2019 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin hij vroeg om schorsing van het bestreden besluit en om per direct een nieuwe elektrische rolstoel te ontvangen. Dit verzoek werd echter op 25 november 2019 ingetrokken, omdat de Raad op 13 november 2019 uitspraak had gedaan in het hoger beroep, waarbij de eerdere uitspraak werd vernietigd en het college werd verplicht om een elektrische rolstoel te verstrekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van een tegemoetkoming door het college in de zin van artikel 8:75a, lid 1, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon het verzoek om een proceskostenveroordeling niet worden toegewezen. De Raad heeft de zaak gesloten zonder een zitting te houden, op basis van artikel 8:57 van de Awb, en heeft de beslissing op 22 december 2021 openbaar uitgesproken. De Raad heeft het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker afgewezen.