ECLI:NL:CRVB:2021:3373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep door CIZ en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft CIZ hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 december 2020. Namens de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.M. Peper, is op 22 februari 2021 een verweerschrift ingediend. Op 24 november 2021 heeft CIZ echter het hoger beroep ingetrokken. De betrokkene heeft vervolgens verzocht om CIZ te veroordelen in de proceskosten, maar CIZ heeft hierop niet gereageerd. Gezien de intrekking van het hoger beroep door CIZ, heeft de Centrale Raad van Beroep, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op basis van artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 759,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw-Bodegom, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2021.