ECLI:NL:CRVB:2021:339

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
17/6929 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van ziekengeld op basis van medisch onderzoek en geschiktheid van functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de beëindiging van het ziekengeld van betrokkene, die zich op 13 juli 2015 ziek had gemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op basis van een medisch onderzoek door verzekeringsartsen vastgesteld dat betrokkene in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en heeft daarom het recht op ziekengeld per 12 augustus 2016 beëindigd. Betrokkene was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was verricht.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was verricht. De Raad heeft vastgesteld dat alle relevante medische informatie in de beoordeling was betrokken en dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die tot een ander oordeel zou leiden. De Raad heeft ook bevestigd dat de functies die aan de beëindiging van het ziekengeld ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor betrokkene. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de geschiktheid van functies voor personen met beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank onderschreven en de beëindiging van het ziekengeld als rechtmatig beoordeeld.

Uitspraak

17.6929 ZW

Datum uitspraak: 16 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 september 2017, 17/79 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. A.M. Leenders, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Voor betrokkene is mr. Leenders verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
Deze zaak is gevoegd behandeld met 17/7049 ZW, 17/6928 ZW en 17/6930 ZW. Na de sluiting van het onderzoek is de behandeling gesplitst en is in de zaken 17/4907 ZW, 17/6928 ZW en 17/6930 ZW afzonderlijk uitspraak gedaan.
Na de zitting is gebleken dat betrokkene is overleden en heeft de gemachtigde van betrokkene meegedeeld dat de procedure wordt voortgezet.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als boekhoudster. Op 13 juli 2015 heeft zij zich ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft betrokkene in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsarts betrokkene op 13 juni 2016 gezien. Deze arts heeft betrokkene belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juni 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was haar eigen werk te verrichten, vervolgens zes functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat betrokkene nog 75,75% van haar zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 30 juni 2016 het recht op ziekengeld van betrokkene met ingang van 12 juli (lees: augustus) 2016 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 29 november 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig verricht. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, bij betrokkene een anamnese afgenomen en haar psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens het dossier bestudeerd, telefonisch overleg gehad met betrokkene en beschikte bij de beoordeling over de informatie van de huisarts, fysiotherapeut en de psycholoog. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennisgenomen van de medicatievoorschriften van de door betrokkene gebruikte medicatie.
2.2.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de belastbaarheid van betrokkene door het Uwv onjuist zou zijn ingeschat. In de FML zijn in verband met de psychische problematiek in de rubrieken I en II beperkingen opgenomen. Ook kan betrokkene niet ’s nachts werken en was zij beperkt voor onregelmatige werktijden. In wat betrokkene aan medische informatie heeft overgelegd, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het standpunt van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) niet te volgen. Het rapport van Trivium Plus van 20 april 2017 ziet op een ander beoordelingskader en kan ook overigens niet leiden tot het oordeel dat de belastbaarheid van betrokkene onjuist zou zijn ingeschat. Uitgaande van deze juist vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het oordeel dat de aan betrokkene voorgehouden functies in medisch opzicht voor haar niet geschikt zouden zijn geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft betrokkene – kort weergegeven – aangevoerd dat het medisch onderzoek door het Uwv naar haar beperkingen onzorgvuldig is verricht en dat haar beperkingen zijn onderschat. Uit de eerder overgelegde medische informatie blijkt dat sprake was van psychische en psychiatrische klachten als gevolg van traumatische gebeurtenissen. Betrokkene heeft daarbij verwezen naar het in beroep overgelegde rapport van Trivium Plus van 20 april 2016, waaruit volgens haar bleek dat zij niet in staat was om deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces. Betrokkene heeft verder gesteld dat zij geen medische machtiging heeft ontvangen. De aanwezige machtiging ziet op een andere zaak met een andere ziekmelding. Omdat in deze zaak de aangeleverde informatie volgens het Uwv onbevredigend was, had het Uwv een expertise moeten laten verrichten. Ook heeft betrokkene gesteld dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerste om de functie van schadecorrespondent te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is verricht en dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de uitkomst van dit onderzoek. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat alle in het dossier aanwezige medische informatie op een kenbare wijze door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) bij de beoordeling is betrokken en – naast de bevindingen uit het eigen onderzoek – heeft geleid tot het aannemen van beperkingen in de FML. Het standpunt van betrokkene in hoger beroep dat desondanks onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten vindt, gelet op het inzichtelijk uiteengezette standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, geen bevestiging in de aanwezige medische informatie. In hoger beroep is door betrokkene ook geen relevante medische informatie ingebracht die tot een ander oordeel zou leiden.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zouden zijn voor betrokkene. De grond dat betrokkene onvoldoende de Nederlandse taal beheerste, is inzichtelijk en begrijpelijk door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep besproken in het rapport van 28 november 2016. Daaruit blijkt dat het niveau van betrokkene waarop zij in Nederland werkzaam is geweest overeenkomt met het door de arbeidsdeskundige vastgestelde niveau. Uit het vorenstaande volgt dat het Uwv terecht het ziekengeld van betrokkene per 12 augustus 2016 heeft beëindigd.
4.4.
De overwegingen in 4.2 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2021.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) B.V.K. de Louw